Afscheid (1)
2011
- Uitgebloeide floxen
- leunen in de voortuin
- tegen de donkere stilte
- van een heg.
- Een rozenstruik slingert
- zich langs de muur,
- spiegelt haar bottels
- in het raam
- van de slaapkamer
- van de ouders.
- De boerderij
- tekent haar schaduw
- van het dak in een driehoek
- op het gras
- in een land
- waar ooit ons thuis lag.
- In dit late zomeruur
- hoor ik mijn vader fluiten
- terwijl hij zwaaiend met zijn zeis
- het laatste gras afsnijd.
- Alles is gemaaid, gehooid
- en naar binnen gebracht.
- Terwijl de koeien
- hun laatste maaltijd grazen
- de laatste melk in de emmers valt,
- plonzen de laatste kikkers tussen kroos
- en maken herrie in de
- aller, allerlaatste nacht.
- Vader is al gaan slapen
- en moeder is ook moe, haar
- broze handen vouwen toe.
- Boven de moederschoot
- sluiten haar ogen
- zich voorgoed.
- Haar zachte ogen
- die ons ooit
- als eerste
- hebben begroet.
- Hoor ik nu van binnen
- duizend merels zingen
- strooiend met de troost
- van dierbare herinneringen
- waarin jij eens
- onze lieve moeder was.